“…Dit kan jou ook gebeuren…”
Dat is de boodschap van enkele verzekeraars bij hun nieuwe campagne over het gebruik van mobiele telefoons tijdens het autorijden. Interpolis bijvoorbeeld, heeft een testparcours gemaakt en laat mensen daarop rijden terwijl ze ondertussen bezig zijn met hun mobiele telefoon. Vóóraf zijn de deelnemers erg optimistisch. Ze kunnen immers prima bellen, appen, chatten, mailen en autorijden tegelijk menen ze.
De resultaten zijn anders.
Het verhaal van Coen
Na een wat laconieke reactie op de resultaten van de rijtest worden de deelnemers geconfronteerd met het verhaal van Coen, die op een auto inreed omdat hij met zijn carkit aan het rommelen was. In de auto een vrouw met twee jonge kinderen achterin. Eén kind overleefde het ongeval niet.
De feiten
Maar liefst 89% van de automobilisten gebruikt de mobiele telefoon wel eens tijdens het rijden terwijl de kans op een ongeval 10 keer zo groot is. Een afleiding van slechts 3 seconden op een autosnelweg betekent dat je ‘blind’ de lengte van een voetbalveld aflegt zonder te kunnen anticiperen op het verkeer om je heen. Na een tragisch verkeersongeval zoals het voorbeeld van Coen, vinden we het allemaal onverantwoord om bezig te zijn met de mobiele telefoon tijdens het autorijden. Toch blijven we het kennelijk massaal doen.
Wat zegt de wet?
Het gebruik van de mobiele telefoon tijdens het rijden is niet alleen onverantwoord, maar ook bij wet verboden en strafbaar gesteld (art. 61a Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens, RVV 1990). Indien door het gebruik van een mobiele telefoon tijdens het rijden een ongeval ontstaat met de dood of zwaar letsel tot gevolg (overtreding van art. 6 van de Wegenverkeerswet), dan kan een gevangenisstraf worden opgelegd die kan oplopen tot 6 jaar (bij een ongeval met dodelijke afloop).
De wet bepaalt kort gezegd dat het verboden is om tijdens het rijden een mobiele telefoon “vast te houden”. Valt het gebruik van een mobiele telefoon die in een houder aan het dashboard is geplaatst hier nu ook onder? Deze vraag werd onlangs voorgelegd aan de rechter.
De betrokken automobilist vond dat het gebruik van een mobiele telefoon die in een houder is geplaatst, niet valt onder het begrip “vasthouden” als bedoeld door de wet. De Officier van Justitie stelde, verwijzend naar eerdere rechtspraak, dat het klemmen van de telefoon tussen hoofd en schouder, het plaatsen van een telefoon tussen oor en hoofddoek en het bevestigen van de telefoon aan de pols ook onder het begrip “vasthouden” valt. Betrokkene was bezig met zijn telefoon en daardoor afgeleid. Hij heeft hiermee de verkeersveiligheid in het gevaar gebracht.
De rechter volgt de Officier en verwijst naar de toelichting bij de wet. Volgens de wetgever is bij het handmatig telefoneren – vaak gedurende enige tijd – ten eerste slechts één hand beschikbaar voor het verrichten van de noodzakelijke verkeershandelingen. Ten tweede wordt de aandacht van de bestuurder door het voeren van een telefoongesprek afgeleid van de verkeerssituatie. Door de combinatie van deze twee factoren ontstaat een niet te veronachtzamen risico voor de verkeersveiligheid. Dit risico ontstaat ook wanneer de telefoon in een houder is geplaatst. Dat in de wet niet wordt gesproken van “telefoneren” of “bedienen” maar alleen van “vasthouden”, heeft te maken met aspecten van handhaving en bewijs. Het verbod op het vasthouden is makkelijker te handhaven dan een verbod tot telefoneren of bedienen.
Kortom, ook het bedienen van een mobiele telefoon in een houder tijdens het rijden is verboden en strafbaar. Bepalend is dat de bestuurder maar één hand overhoudt voor noodzakelijke verkeershandelingen en wordt afgeleid van de verkeerssituatie.